Kunming Septem
China samenvatten in
enkele woorden lijkt onmogelijk, je zou woordzeeën
in het vat der Danaïden kunnen gieten zonder de bodem zelfs maar nat
te maken. Op geen manier kunnen
al China's facetten, kleuren, impressies en kenmerken beslagen
worden in enkele woorden. Het zou afbreuk doen aan alles wat China
oproept in een Chinaganger. Elk woord, elke zin zou rivieren
van herinneringen en lawines van
associaties tot gevolg hebben. Het is niet meer dan normaal dat de
vraag die elke Chinaganger vreest, namelijk «Hoe was China?», niet
gemakkelijk te beantwoorden valt. De vraag beantwoorden vereist een
'ervaren' en een 'daargeweestzijn', enkel dan kun je zeker zijn dat
we dezelfde taal spreken.
Er is de vrees dat de woorden die voor ons vol gevoel en betekenis zijn anders begrepen gaan worden. Die vrees is gegrond, hoe kan je zeker zijn dat wat jij 'begrijpt' als hetzelfde gaat 'begrepen worden'? Ik spreek dan nog niet eens over de grote barrière die je moet overkomen om met Chinezen te communiceren (cultuurgrenzen overbruggen betekent je begeven in een andere denkwereld, de taal beheersen is niet genoeg). Nee, ik heb het over het spreken van mijn moedertaal met anderen die deze taal machtig zijn. We mogen dan dezelfde taal spreken, hebben we geen verschillende taalcirkels?
Wat ik bedoel met taalcirkels zijn de grenzen van ons taalgebruik, hoe en wat je verstaat in het gezegde (het gesprokene) ligt allemaal vervat binnen die taalcirkels. Binnen een taalcirkel vind je je hele taalgebeuren. Je kunt het bezien als een combinatie van het denken en het verwoorde denken. Het verwoorde denken overlapt met het verwoorde denken van een ander persoon, zo kunnen we communiceren.
Natuurlijk is er een brug tussen het denken en het gesprokene, zoveel is zeker. Taal is bijgevolg beperkt en het is dus onmogelijk om het denken (als in jouw denken) precies te verwoorden. Verder gaan gevoel, associatie en intentie, die voor mij een essentieel deel van taal zijn, verloren zodra ze het (taal)denken verlaten.
Zelfs van mededelende zinnen zoals 'dat is een boom' kunnen we niet zeker zijn van een volledig homogeen verstaan. Misschien heb je een bepaalde intentie met deze zin die niet overkomt, of je trekt een associatie die de ander niet zal trekken. Je kunt dit zover trekken dat het melden van een associatie, intentie of gevoel onvermijdelijk ook doordrongen is van verdere associatie, intentie of gevoel.
Dit allemaal gezegd, ga ik bovenstaande even allemaal verwerpen en China in 4 woorden samenvatten:
meiyou banfa 没有办法
Losjes vertaald betekent dit 'er is geen mogelijkheid', taalkundig iets verder uitgediept verwijst dit naar de onmogelijkheid om een bepaald probleem op te lossen. Het voorgaande is theoretisch, in de realiteit (de facto voor Keizer Bart) betekent het echter meer iets in de trant van 'ik-heb-geen-zin-noch-wil-ik-de-moeite-doen-om-jou-te-helpen'. Chinezen zondigen zich vaak aan een soort berekende luiheid die geen luiheid is (onverschilligheid?). Ze zien soms geen voordeel in je te helpen. Het wordt wel eens gebruikt wanneer ze al snel beseffen dat je Chinees nog niet zo geweldig is, het brengt het mechanisme in gang om zichzelf te beschermen tegen iets dat ma fan 麻烦 (in deze context: vervelend; iets dat de ander tot een gevoel van ergernis leidt) is.
In sommige gevallen betekent meiyoubanfa echt meiyoubanfa. Deze zijn, in mijn ervaring, zeldzaam. Als je blijft aandringen krijg je met geluk de meiyoubanfa veranderd in een grommende Chinees die je half vervloekend toch maar helpt. Als je geen geluk hebt, kun je niks anders doen de meiyoubanfa aanvaarden en verder gaan met je leven. Het is zonder meer de zin (ik tel nihao 你好niet als zin) die je het vaakst tegen het lijf gaat lopen in China. Vaak gaat het gepaard met een stoïcijns gezicht om 'u' tegen te zeggen, andere keren krijg je nauwelijks een nanoseconde later al de rug van de meiyoubanfanees te zien.
De zin kan echt in bijna elke mogelijk situatie gebruikt worden, je bedenkt maar iets en er is een manier om de 'meiyoubanfa' op je af te vuren. Maar vrees niet, mocht ik me ooit bezondigen aan een 'meiyoubanfa' weet dat ik meer Commedia dell'arte zal wezen dan Dewever-zich-zondigend-aan-Latijn.
Zoals veel dingen in China die me oorspronkelijk ergerden ben ik ook de humor en waarde gaan inzien van 'meiyoubanfa'. Chinezen bedoelen er echt geen kwaad mee, het ligt geenszins in hun natuur om jou genadeloos een hak te zetten. Het is nu eenmaal zo dat de taal en cultuur een barrière vormt, een barrière die je bij momenten nu éénmaal niet kan overkomen. Je kunt er tegen vechten en vol oorlogszucht de aanval inzetten op alles wat je niet aanstaat in dit land, maar wat haalt dat uit? Ik had het eerder al over 'aemulatio et aemulatio' (Keizer Bart wenst u een gelukkig Nova Annum), het is doorgaans volledig van toepassing op het leven in China (of in enig ander land).
Elke dag met al die verschillen is hier opnieuw verwondering. Ik kijk naar China met mijn westerse bril, ik kijk naar China binnen mijn taalcirkel, ik kijk naar China meiyoubanfa.
Er is de vrees dat de woorden die voor ons vol gevoel en betekenis zijn anders begrepen gaan worden. Die vrees is gegrond, hoe kan je zeker zijn dat wat jij 'begrijpt' als hetzelfde gaat 'begrepen worden'? Ik spreek dan nog niet eens over de grote barrière die je moet overkomen om met Chinezen te communiceren (cultuurgrenzen overbruggen betekent je begeven in een andere denkwereld, de taal beheersen is niet genoeg). Nee, ik heb het over het spreken van mijn moedertaal met anderen die deze taal machtig zijn. We mogen dan dezelfde taal spreken, hebben we geen verschillende taalcirkels?
Wat ik bedoel met taalcirkels zijn de grenzen van ons taalgebruik, hoe en wat je verstaat in het gezegde (het gesprokene) ligt allemaal vervat binnen die taalcirkels. Binnen een taalcirkel vind je je hele taalgebeuren. Je kunt het bezien als een combinatie van het denken en het verwoorde denken. Het verwoorde denken overlapt met het verwoorde denken van een ander persoon, zo kunnen we communiceren.
Natuurlijk is er een brug tussen het denken en het gesprokene, zoveel is zeker. Taal is bijgevolg beperkt en het is dus onmogelijk om het denken (als in jouw denken) precies te verwoorden. Verder gaan gevoel, associatie en intentie, die voor mij een essentieel deel van taal zijn, verloren zodra ze het (taal)denken verlaten.
Zelfs van mededelende zinnen zoals 'dat is een boom' kunnen we niet zeker zijn van een volledig homogeen verstaan. Misschien heb je een bepaalde intentie met deze zin die niet overkomt, of je trekt een associatie die de ander niet zal trekken. Je kunt dit zover trekken dat het melden van een associatie, intentie of gevoel onvermijdelijk ook doordrongen is van verdere associatie, intentie of gevoel.
Dit allemaal gezegd, ga ik bovenstaande even allemaal verwerpen en China in 4 woorden samenvatten:
meiyou banfa 没有办法
Losjes vertaald betekent dit 'er is geen mogelijkheid', taalkundig iets verder uitgediept verwijst dit naar de onmogelijkheid om een bepaald probleem op te lossen. Het voorgaande is theoretisch, in de realiteit (de facto voor Keizer Bart) betekent het echter meer iets in de trant van 'ik-heb-geen-zin-noch-wil-ik-de-moeite-doen-om-jou-te-helpen'. Chinezen zondigen zich vaak aan een soort berekende luiheid die geen luiheid is (onverschilligheid?). Ze zien soms geen voordeel in je te helpen. Het wordt wel eens gebruikt wanneer ze al snel beseffen dat je Chinees nog niet zo geweldig is, het brengt het mechanisme in gang om zichzelf te beschermen tegen iets dat ma fan 麻烦 (in deze context: vervelend; iets dat de ander tot een gevoel van ergernis leidt) is.
In sommige gevallen betekent meiyoubanfa echt meiyoubanfa. Deze zijn, in mijn ervaring, zeldzaam. Als je blijft aandringen krijg je met geluk de meiyoubanfa veranderd in een grommende Chinees die je half vervloekend toch maar helpt. Als je geen geluk hebt, kun je niks anders doen de meiyoubanfa aanvaarden en verder gaan met je leven. Het is zonder meer de zin (ik tel nihao 你好niet als zin) die je het vaakst tegen het lijf gaat lopen in China. Vaak gaat het gepaard met een stoïcijns gezicht om 'u' tegen te zeggen, andere keren krijg je nauwelijks een nanoseconde later al de rug van de meiyoubanfanees te zien.
De zin kan echt in bijna elke mogelijk situatie gebruikt worden, je bedenkt maar iets en er is een manier om de 'meiyoubanfa' op je af te vuren. Maar vrees niet, mocht ik me ooit bezondigen aan een 'meiyoubanfa' weet dat ik meer Commedia dell'arte zal wezen dan Dewever-zich-zondigend-aan-Latijn.
Zoals veel dingen in China die me oorspronkelijk ergerden ben ik ook de humor en waarde gaan inzien van 'meiyoubanfa'. Chinezen bedoelen er echt geen kwaad mee, het ligt geenszins in hun natuur om jou genadeloos een hak te zetten. Het is nu eenmaal zo dat de taal en cultuur een barrière vormt, een barrière die je bij momenten nu éénmaal niet kan overkomen. Je kunt er tegen vechten en vol oorlogszucht de aanval inzetten op alles wat je niet aanstaat in dit land, maar wat haalt dat uit? Ik had het eerder al over 'aemulatio et aemulatio' (Keizer Bart wenst u een gelukkig Nova Annum), het is doorgaans volledig van toepassing op het leven in China (of in enig ander land).
Elke dag met al die verschillen is hier opnieuw verwondering. Ik kijk naar China met mijn westerse bril, ik kijk naar China binnen mijn taalcirkel, ik kijk naar China meiyoubanfa.
Kunming (nou ja)
Ik heb geslapen, de roes van een nieuw leven dat je vorig leven grotendeels doet vergeten. Een leven met kuilen en trampolines (zoals overal) maar een leven dat echter nog steeds in de verwonderingsfase ronddwaalt. Het is dus tijd om nog eens mijn indrukken te verzinnelijken. Je zou bijna kunnen stellen dat deze blog een harmonieus huwelijk voorstelt, do-ut-des, als in ik schrijf opdat jullie lezen. En lezen zullen jullie, de virtuele inkt opzuigen met gretige ogen en mee leven in een verdraaid wereldbeeld van een verdraaid mens. Want verdraaid zijn we allemaal, en ik vorm daar geen uitzondering op.
Nog steeds zoek ik naar waar het pre-China-ego en het China-ego elkaar raken, naar dat wat ik ervaar en dacht wat ik zou ervaren. De cultuurshock, die iedere westerling in China eens ervaart, is bij momenten nog altijd erg aanwezig. Je zou kunnen stellen dat na een aantal maanden in een vreemd land gewoond te hebben je gewend geraakt aan de gewoonten en constructen binnen het paradigma cultuur. En ja, je kunt dat inderdaad stellen voor de meeste situaties. In feite komt het er op neer dat cultuur voor de buitenstaander niet meer is dan een aaneenschakeling van verschillende situaties (die al dan niet vloeken met jouw idee van handelingen omtrent die bepaalde situaties).
Zo is er in China bijvoorbeeld geen concept van westerse beleefdheid, meer eigenlijk het concept van hoffelijkheid. Dit manifesteert zich onder meer in het aanschuiven in een rij of in het algemeen rekening houden met andere mensen. Vooral dan als het gaat om dagdagelijkse aangelegenheden zoals iets posten of een bankzaak verrichten. Chinezen zullen altijd het idee hebben dat zij op elk moment het recht hebben om geholpen te worden, los van het feit of er mensen voor hen aanwezig waren of zelfs bezig zijn geholpen te worden. Niks weerhoudt Chinezen er dus van om ineens naast je staan en je tijdens je hakkelende, wanhopige doch moedige betoog botweg luidkeels (en jou negerend) te onderbreken om zelf geholpen te worden. In het begin erger je je dood aan dit soort zaken, vloek je in je moedertaal die verrekte Chinezen de huid vol. Ik probeerde dit fenomeen te zien in een Chinese, een mij vreemde, context maar ik leek maar niet uit mijn westerse ideegevangenis te geraken. Het lukte me niet het anders te zien als onbeschoft en onbeleefd.
Maar uiteindelijk is de mens een gewoontedier, zo zul je zelfs aan de meest ergerlijke dingen wennen. Nu de grimlach meer en meer een glimlach wordt begin ik ook een beetje te verchinezen. Laten we het verbloemen met een literair gegeven als 'imitatio et aemulatio'. Zo kan ik met momenten wel eens geniepig mijn grootte (ja, ik ben hier groot!) misbruiken om voor te steken in de rij van de kantine. Hoewel ik wel wil melden, ter voordele van mijn zielenheil, dat als je ook maar iets te laat bent al het goede (en dat is een eufemisme van jewelste) eten reeds verdwenen is. In scherp contrast met dit fenomeen staat echter de grootse gastvrijheid en gevoel voor vriendschap dat Chinezen voor de dag kunnen brengen.
Uitgenodigd worden voor een avondmaal, samen met je gehele vriendenkring is hier vrij normaal. Ook uitgenodigd worden voor het huwelijksfeest van iemand die je van haar noch pluimen kent is blijkbaar niet zo uitzonderlijk. Chinezen gaan je snel als vrienden zien, nog voor je zelf een beeld hebt kunnen opbouwen van wat er daar glimlachend voor je zit vriend te wezen. Hun idee lijkt te zijn dat vriendschap ontstaat vanuit een gesprek. Twee mensen die samen etend, drinkend oppervlakkige woorden wisselen is hier dan een platonische coïtus die leidt naar de geboorte van een nieuwe vriendschap. Ze zullen na de grondlegging van de vriendschap je meermaals contacteren op de meest onverwachte en onmogelijke momenten voor een leuke activiteit. Het is wennen aan dit idee van vriendschap. Toch zie ik het vooral als een interessant fenomeen, net omdat het zo anders is.
Nog steeds zoek ik naar waar het pre-China-ego en het China-ego elkaar raken, naar dat wat ik ervaar en dacht wat ik zou ervaren. De cultuurshock, die iedere westerling in China eens ervaart, is bij momenten nog altijd erg aanwezig. Je zou kunnen stellen dat na een aantal maanden in een vreemd land gewoond te hebben je gewend geraakt aan de gewoonten en constructen binnen het paradigma cultuur. En ja, je kunt dat inderdaad stellen voor de meeste situaties. In feite komt het er op neer dat cultuur voor de buitenstaander niet meer is dan een aaneenschakeling van verschillende situaties (die al dan niet vloeken met jouw idee van handelingen omtrent die bepaalde situaties).
Zo is er in China bijvoorbeeld geen concept van westerse beleefdheid, meer eigenlijk het concept van hoffelijkheid. Dit manifesteert zich onder meer in het aanschuiven in een rij of in het algemeen rekening houden met andere mensen. Vooral dan als het gaat om dagdagelijkse aangelegenheden zoals iets posten of een bankzaak verrichten. Chinezen zullen altijd het idee hebben dat zij op elk moment het recht hebben om geholpen te worden, los van het feit of er mensen voor hen aanwezig waren of zelfs bezig zijn geholpen te worden. Niks weerhoudt Chinezen er dus van om ineens naast je staan en je tijdens je hakkelende, wanhopige doch moedige betoog botweg luidkeels (en jou negerend) te onderbreken om zelf geholpen te worden. In het begin erger je je dood aan dit soort zaken, vloek je in je moedertaal die verrekte Chinezen de huid vol. Ik probeerde dit fenomeen te zien in een Chinese, een mij vreemde, context maar ik leek maar niet uit mijn westerse ideegevangenis te geraken. Het lukte me niet het anders te zien als onbeschoft en onbeleefd.
Maar uiteindelijk is de mens een gewoontedier, zo zul je zelfs aan de meest ergerlijke dingen wennen. Nu de grimlach meer en meer een glimlach wordt begin ik ook een beetje te verchinezen. Laten we het verbloemen met een literair gegeven als 'imitatio et aemulatio'. Zo kan ik met momenten wel eens geniepig mijn grootte (ja, ik ben hier groot!) misbruiken om voor te steken in de rij van de kantine. Hoewel ik wel wil melden, ter voordele van mijn zielenheil, dat als je ook maar iets te laat bent al het goede (en dat is een eufemisme van jewelste) eten reeds verdwenen is. In scherp contrast met dit fenomeen staat echter de grootse gastvrijheid en gevoel voor vriendschap dat Chinezen voor de dag kunnen brengen.
Uitgenodigd worden voor een avondmaal, samen met je gehele vriendenkring is hier vrij normaal. Ook uitgenodigd worden voor het huwelijksfeest van iemand die je van haar noch pluimen kent is blijkbaar niet zo uitzonderlijk. Chinezen gaan je snel als vrienden zien, nog voor je zelf een beeld hebt kunnen opbouwen van wat er daar glimlachend voor je zit vriend te wezen. Hun idee lijkt te zijn dat vriendschap ontstaat vanuit een gesprek. Twee mensen die samen etend, drinkend oppervlakkige woorden wisselen is hier dan een platonische coïtus die leidt naar de geboorte van een nieuwe vriendschap. Ze zullen na de grondlegging van de vriendschap je meermaals contacteren op de meest onverwachte en onmogelijke momenten voor een leuke activiteit. Het is wennen aan dit idee van vriendschap. Toch zie ik het vooral als een interessant fenomeen, net omdat het zo anders is.
Kunming (vierde en vijfde week)
Heel, heel niet-zo-lang geleden was er eens een jongetje op zoek naar wat Westers getint voedsel. Hij had ergens gehoord dat er een grote, magische plaats was waar hij alles kon vinden wat zijn hartje begeerde. Men sprak over Metro, een baken van culinaire beschaving ten midden van een rijstwoestijn. (Men weet soms niet waar men over spreekt) De jongen zijn smaakpappillen waren het Chinese voedsel eventjes beu en snakten naar wat pasta of wat brood. Hij besloot op queeste te gaan. Queestes zijn leuk, n'est-ce pas?
Bussen in China zijn een hele belevenis. Ze zijn klein en totaal, tot in de kleinste details, onpraktisch. Als het even kan, maak ik liever gebruik van mijn voeten of een taxi. Vaak, echter, moet je wel gebruik maken van deze stalen mormels die zich als een blinde regenworm op speed een weg door het verkeer banen. Vinden waar je de bus moet nemen naar een bepaalde plaats is al een queeste op zich. Te weten komen wanneer welke bus de halte aanhoudt, dat lijkt gewoonweg onmogelijk. Elke Chinees waar je het aan vraagt kijkt je bevreemdend aan en wuift wat met de hand, in het idee dat dit een bevredigend antwoord moet voorstellen. Uiteindelijk is het beste wat je kunt doen wezenloos voor je uit staren in de hoop dat de desgewenste bus het komende uur je gezichtsveld zal binnenkruipen.
Op elke bus zit er een norse chauffeur die met argusogen kijkt of iedere busganger zijn kuai wel in het gulzige gleufje steekt. Gebeurt er iets dat niet naar de zin van de busführer is, schreeuwt deze ratelend tot heel de bus in stilzwijgen schuldig naar de busgrond staart. Bruusk, nog voor iedereen goed en wel zit of de mogelijkheid heeft gevonden zich ergens aan vast te klampen, trekt de bus op. Het staat buiten kijf dat busetiquette niet bestaat in China: Oudere vrouwtjes die je ribbenkast gebruiken als xylofoon om toch maar enkele seconden sneller de bus op te kunnen springen, jonge bussnotters die al zittend stoïcijns toekijken hoe een oude man heen en weer geslingerd wordt in het busgangpad, geduw en getrek bij elke (elke) bushalte, … Iedereen voor zich ten midden van een zogezegd communistisch land, het deed me ergens grimlachen.
Elke keer ik de bus verlaat is er een hap naar adem en vrijheid, mijn voeten kussen dankbaar de vaste grond na een lange tocht op de buszee. Na de busrit is er dan het tweede deel van de queeste, het voedselparadijs naar waar ik op zoek was. In mijn figuurlijke knapzak zat enkel een westers woord, Metro. En geloof me als ik zeg dat als Chinezen het Engels niet machtig zijn, je dit heel ver kunt doortrekken. Zover dat ze werkelijk geen enkel woord kennen dat ook maar iets weg heeft van iets niet-Chinees. Maar het niet begrijpen van wat de domme, verdwaalde laowai wil stopt Chinezen natuurlijk niet hem te helpen in zijn queeste. Meermaals voelde ik mezelf als een pingpongballetje tussen een stel Chinezen die niet hun gezicht willen verliezen. Ik liep van hot naar der voor ik uiteindelijk op mijn eentje voor dat aardse eden stond en binnentrad. De slang der kapitalisme had me goed in haar greep en drong (dure) appels aan me op.
Het is bijna afstotelijk hoe duur westerse producten hier zijn. Ze worden uitsluiten genuttigd door een bevoorrecht clientèle van westerlingen en rijke Chinezen die zich westers willen voelen. Ineens klonk een bord met rijst, tomaat en ei weer heel aanlokkelijk. Rijstvreters, verenigt u!
Bussen in China zijn een hele belevenis. Ze zijn klein en totaal, tot in de kleinste details, onpraktisch. Als het even kan, maak ik liever gebruik van mijn voeten of een taxi. Vaak, echter, moet je wel gebruik maken van deze stalen mormels die zich als een blinde regenworm op speed een weg door het verkeer banen. Vinden waar je de bus moet nemen naar een bepaalde plaats is al een queeste op zich. Te weten komen wanneer welke bus de halte aanhoudt, dat lijkt gewoonweg onmogelijk. Elke Chinees waar je het aan vraagt kijkt je bevreemdend aan en wuift wat met de hand, in het idee dat dit een bevredigend antwoord moet voorstellen. Uiteindelijk is het beste wat je kunt doen wezenloos voor je uit staren in de hoop dat de desgewenste bus het komende uur je gezichtsveld zal binnenkruipen.
Op elke bus zit er een norse chauffeur die met argusogen kijkt of iedere busganger zijn kuai wel in het gulzige gleufje steekt. Gebeurt er iets dat niet naar de zin van de busführer is, schreeuwt deze ratelend tot heel de bus in stilzwijgen schuldig naar de busgrond staart. Bruusk, nog voor iedereen goed en wel zit of de mogelijkheid heeft gevonden zich ergens aan vast te klampen, trekt de bus op. Het staat buiten kijf dat busetiquette niet bestaat in China: Oudere vrouwtjes die je ribbenkast gebruiken als xylofoon om toch maar enkele seconden sneller de bus op te kunnen springen, jonge bussnotters die al zittend stoïcijns toekijken hoe een oude man heen en weer geslingerd wordt in het busgangpad, geduw en getrek bij elke (elke) bushalte, … Iedereen voor zich ten midden van een zogezegd communistisch land, het deed me ergens grimlachen.
Elke keer ik de bus verlaat is er een hap naar adem en vrijheid, mijn voeten kussen dankbaar de vaste grond na een lange tocht op de buszee. Na de busrit is er dan het tweede deel van de queeste, het voedselparadijs naar waar ik op zoek was. In mijn figuurlijke knapzak zat enkel een westers woord, Metro. En geloof me als ik zeg dat als Chinezen het Engels niet machtig zijn, je dit heel ver kunt doortrekken. Zover dat ze werkelijk geen enkel woord kennen dat ook maar iets weg heeft van iets niet-Chinees. Maar het niet begrijpen van wat de domme, verdwaalde laowai wil stopt Chinezen natuurlijk niet hem te helpen in zijn queeste. Meermaals voelde ik mezelf als een pingpongballetje tussen een stel Chinezen die niet hun gezicht willen verliezen. Ik liep van hot naar der voor ik uiteindelijk op mijn eentje voor dat aardse eden stond en binnentrad. De slang der kapitalisme had me goed in haar greep en drong (dure) appels aan me op.
Het is bijna afstotelijk hoe duur westerse producten hier zijn. Ze worden uitsluiten genuttigd door een bevoorrecht clientèle van westerlingen en rijke Chinezen die zich westers willen voelen. Ineens klonk een bord met rijst, tomaat en ei weer heel aanlokkelijk. Rijstvreters, verenigt u!
Kunming (derde week)
Wat is schoonheid? Waar ligt die schoonheid? Zijn oude dingen van nature mooier dan nieuwe dingen? Waar ligt dan de factor van het 'mooi zijn'? In de tijd? In het verlangen naar?
Ik begin te denken dat wij, als westerlingen, slaven zijn geworden van een oppernostalgische kijk naar schoonheid. Het is haast dat we dingen mooi(er) moeten vinden omdat ze gemaakt werden in een cultureel geïdealiseerde geest die niet meer de onze is. Het wordt hierdoor vanzelfsprekend gemystifieerd en op een voetstuk geplaatst waar we niet meer aankunnen, hoe hard we ook proberen. Alles wat modern is wordt afhankelijk van in welk esthetiek idee van tijd we (willen) leven. Willen we het verleden aanbidden en de rest zien als smaad aan, als een vuiligheid dat alles wat mooi is aantast? Of willen we eerder dit idee aanvechten en het heden opbouwen als kunst van het nu, komaf maken met het ouderwetse? Of plaatsen we het op de gulden middenweg, een weg waar oud mooi en nieuw mooi broederlijk hand in hand de zonondergang tegemoet lopen?
Vragen blijven me hier dagelijks lastig vallen, een nieuw soort muggen die in plaats van bloed vertwijfeling uit mijn lichaam zuigen. Het is niet enkel gelimiteerd tot vragen rond China, hoewel het er altijd toch ergens mee te maken heeft. Ik voel me meer en meer als een blanco blad waar de kennis van de ene dag de volgende weer verdwenen is. De geïnkte woorden lijken 's nachts weggetint te worden door de vraagmuggen van de volgende dag.
Ik dwaal af. Ik wou praten over iets dat deze week in de klas werd gezegd. Mijn lerares grammatica (bij gebrek aan een beter woord in het Nederlands, 综合voor de sinoloogjes) vroeg ons wat er mankeerde aan Kunming. In mijn beste hakkel-Chinees haalde ik uit naar de lelijkheid van de stad, dat het me meermaals pijn deed te zien dat het meer en meer van een zwaan naar een lelijk eendje toegroeide. Ze knikte instemmend, gaf me gelijk zoals alleen Chinezen dat kunnen, zei troostend dat deel van stad snel zou worden zoals het grote centrum. Daar waar alles modern en proper is, daar waar China, meerdere malen het plafond van de Hemel negerend, groeit en groeit. Ze keek me aan met een begrijpende glimlach, een glimlach die voorzag dat deze 老外 het allemaal wel mooi zou vinden later.
Het was de eerste schok, het eerste moment van Chineesheid waarvan ik wist dat ik het nooit zou kunnen begrijpen, het me nooit zou toe-eigenen. Schoonheid. Cultuur. Grootsheid. Verleden. Wat betekent dat hier nog? Ik schreef enkele weken geleden dat ik het anders had verwacht. Toen dacht ik nog dat het toch ergens naast elkaar kon leven. Toen was het een lichte teleurstelling, het vervlogen idee-droompje dat ik een idyllisch Chinees dorpje zou wonen ten midden van wat bij elkaar geraapte wolkenkrabbers. Nu wordt de 'maar' in 'ik begrijp het maar' steeds doorzichtiger.
Unesco lijkt hier, zonder overdrijven, nog een enkele verdwaalde monnik die zich geen raad weet met waar hij overal op tijd moet geraken. Hij heeft maar twee handen, en hij vecht tegen duizenden reuzen die de god van vooruitgang moeten volgen. Ik blijf maar botsen met deze godheid.
Vandaag gingen enkele vrienden naar een stadsdeel waar de oudheid in het nieuw was opgetrokken.
Een kijkdoos voor wat eens was. Een vals Bokrijk van modern glas, modern hout, moderne stenen, ...
en oud?
Ik begin te denken dat wij, als westerlingen, slaven zijn geworden van een oppernostalgische kijk naar schoonheid. Het is haast dat we dingen mooi(er) moeten vinden omdat ze gemaakt werden in een cultureel geïdealiseerde geest die niet meer de onze is. Het wordt hierdoor vanzelfsprekend gemystifieerd en op een voetstuk geplaatst waar we niet meer aankunnen, hoe hard we ook proberen. Alles wat modern is wordt afhankelijk van in welk esthetiek idee van tijd we (willen) leven. Willen we het verleden aanbidden en de rest zien als smaad aan, als een vuiligheid dat alles wat mooi is aantast? Of willen we eerder dit idee aanvechten en het heden opbouwen als kunst van het nu, komaf maken met het ouderwetse? Of plaatsen we het op de gulden middenweg, een weg waar oud mooi en nieuw mooi broederlijk hand in hand de zonondergang tegemoet lopen?
Vragen blijven me hier dagelijks lastig vallen, een nieuw soort muggen die in plaats van bloed vertwijfeling uit mijn lichaam zuigen. Het is niet enkel gelimiteerd tot vragen rond China, hoewel het er altijd toch ergens mee te maken heeft. Ik voel me meer en meer als een blanco blad waar de kennis van de ene dag de volgende weer verdwenen is. De geïnkte woorden lijken 's nachts weggetint te worden door de vraagmuggen van de volgende dag.
Ik dwaal af. Ik wou praten over iets dat deze week in de klas werd gezegd. Mijn lerares grammatica (bij gebrek aan een beter woord in het Nederlands, 综合voor de sinoloogjes) vroeg ons wat er mankeerde aan Kunming. In mijn beste hakkel-Chinees haalde ik uit naar de lelijkheid van de stad, dat het me meermaals pijn deed te zien dat het meer en meer van een zwaan naar een lelijk eendje toegroeide. Ze knikte instemmend, gaf me gelijk zoals alleen Chinezen dat kunnen, zei troostend dat deel van stad snel zou worden zoals het grote centrum. Daar waar alles modern en proper is, daar waar China, meerdere malen het plafond van de Hemel negerend, groeit en groeit. Ze keek me aan met een begrijpende glimlach, een glimlach die voorzag dat deze 老外 het allemaal wel mooi zou vinden later.
Het was de eerste schok, het eerste moment van Chineesheid waarvan ik wist dat ik het nooit zou kunnen begrijpen, het me nooit zou toe-eigenen. Schoonheid. Cultuur. Grootsheid. Verleden. Wat betekent dat hier nog? Ik schreef enkele weken geleden dat ik het anders had verwacht. Toen dacht ik nog dat het toch ergens naast elkaar kon leven. Toen was het een lichte teleurstelling, het vervlogen idee-droompje dat ik een idyllisch Chinees dorpje zou wonen ten midden van wat bij elkaar geraapte wolkenkrabbers. Nu wordt de 'maar' in 'ik begrijp het maar' steeds doorzichtiger.
Unesco lijkt hier, zonder overdrijven, nog een enkele verdwaalde monnik die zich geen raad weet met waar hij overal op tijd moet geraken. Hij heeft maar twee handen, en hij vecht tegen duizenden reuzen die de god van vooruitgang moeten volgen. Ik blijf maar botsen met deze godheid.
Vandaag gingen enkele vrienden naar een stadsdeel waar de oudheid in het nieuw was opgetrokken.
Een kijkdoos voor wat eens was. Een vals Bokrijk van modern glas, modern hout, moderne stenen, ...
en oud?
Kunming (tweede week)
Hoe vertel ik jullie wat China tot nu toe voor me heeft ingehouden? Het liefst van al zou ik het ronduit wild gebarend willen vertellen in een grote comfy stoel terwijl jullie me ademloos, happend naar elke letter, zouden aanstaren. Echter, “Reality continues to ruin my life”, zo zei een klein jongetje met blond piekhaar ooit al eens tegen zijn speelgoedtijger. Om het blogritueel en het vertelperspectief eens omver te gooien, ga ik het in de vorm van een lichtjes gespleten persoonlijkheidsinterview doen!
Luca: Waar leef jij nu eigenlijk?
Luca: Wel, dat is een tegelijk heel gerichte en brede vraag. Momenteel verblijf ik nog in het hostel van de universiteit. De dorms van de Yunnan Normal University, waar ik normaal een jaar zou wonen, zouden zelfs verbleken bij bepaalde kartonnen dozen.
Luca: Dozen? Is dat niet ietwat overdreven?
Luca: Haha, ja en nee. Je hebt inderdaad een dak boven je hoofd en je hebt een bureau maar daar stopt het dan ook. Chinezen hebben een geheel ander idee over properheid en hygiëne. Het is iets dat je vaak hoort, het is letterlijk een vleesgeworden stereotype. Zodra ik begon aan mijn appartementenjacht...
Luca: Appartementenjacht?
Luca: Inderdaad, het werd al snel duidelijk dat een appartementje huren met klasgenoten/westerlingen echt de meest voordehandliggende oplossing is. Dit wil zeggen voor mensen die Chinezen op afstand wel interessant vinden maar niet direct zichzelf willen onderdompelen in een levensstijl die niet de hunne is.
Luca: Wauw, interessant. Kan je wat meer vertellen over die appartementenjacht?
Luca: De jacht op een appartement sleurde me voor het eerst het echte China in. Het is zonder overdrijven als zwemmen met je tong als je enige en vrij mankerende peddel. Ik heb me nog nooit zo verdwaald gevoeld. Verdwalen in een land, verdwalen in een taal waar je nog niet machtig in bent, verdwalen in verschillen die je niet eens had kunnen voorstellen.
Luca: Oei, dat klinkt allemaal nogal serieus.
Luca: Nu het bijna allemaal voorbij is, kan ik er wel om lachen. De voorbije twee weken heeft dat echter het grootste deel van mijn vrije tijd opgeslurpt en heeft het me mentaal enorm veel slaag gegeven. Om je een beetje het idee te geven hoe het in zijn gang gaat moet ik praten over 'agencies'. Een appartement voor drie vinden zonder hun tussenkomst is zo goed als een onbegonnen zaak.
Luca: Wat zijn deze 'agencies'? Wat doen ze?
Luca: Wel, kort en bondig kun je stellen dat ze de tussenpersonen zijn tussen de eigenaar en de huurders. Wat ze precies doen? Niks, echt absoluut niks. Er is altijd een Chinees die veinst naar je luisteren wanneer je zegt welk appartement je wil hebben en je dan uiteindelijk meeneemt naar het compleet tegenovergestelde van wat je naar gevraagd had. Ze proberen vreemd genoeg ook nooit de plaats te verkopen, ze staan met een drietal (in vlekkeloos unisex uniform) ergens in een hoekje Chinees te wezen. 90% van de plaatsen is in geen jaren gekuist en grenst vaak aan het gortige. Het lijkt hier weer enkel om het doel te draaien. Chinezen houden enorm veel van geld, dat zie je elke dag, elk uur, elke minuut maar om daar moeite voor te doen lijkt verschillende bruggen te ver. Volgens hen is het niet hun probleem als het appartement vuil is of zelfs verschillende mankementen heeft, dat is het probleem van de mensen die er gaan wonen.
Luca: En de 'agencies'?
De 'agencies' zelf, die echt nooit plaatsen getoond hebben waar we naar gevraagd hebben, excelleren in het minst mogelijk moeite doen. Eén van de drie (soms zelfs vier of vijf) praat met je terwijl de rest de rol van een vrij homogene decoratie vervullen. Als je hun mag geloven is er elke dag ook maar één plaats die zogezegd onze eisen vervult.
Luca: Werd je nooit kwaad?
Luca: Het is moeilijk om bepaalde emoties te bedwingen. Je weet, je beseft dat je in een 'fundamenteel anders' land zit en dat je er mee om moet leren gaan zonder kwaad te worden, maar soms vergeet je dat. Na een duizendste keer 等一下 (wacht even) te horen heb je veel zin om de Chinees in kwestie samen met de vreselijke 'smelly tofu' op de grill te smijten.
Luca: Maar het is jullie uiteindelijk gelukt?
Ja, uiteindelijk begin je door te hebben hoe het allemaal in zijn werk gaat en ga je Chinezen met de Chinezen. Je leert hoe je hun spelletje moet meespelen. Het lijkt bijna manipuleren en ik kan niet ontkennen dat ik er een licht maniakaal genoegen uit schepte om hun nu eens te laten lopen.
Wat ik nu kan zeggen is dat het zonder meer een belevenis is om zo'n kantoor binnen te stappen en er eens rond te kijken. Elk kantoor heeft gegarandeerd een zestal Chineesjes die achter een computer zitten in een veel te kleine ruimte. Het is me nog steeds een raadsel waarom er zoveel zijn want in al die kantoren waar we ontelbare keren geweest zijn hebben we nooit andere klanten gezien. Het generale idee was dat de 'agencies' in feite vermomde LAN-parties waren die zo nu en dan eens in hun spelletjes gestoord worden door irritante buitenlanders op zoek naar een woonplaats.
Luca: Heb je nog een leuke anekdote om af te sluiten?
Er zijn er echt teveel om op te noemen, maar een heel leuke gebeurde een paar dagen geleden. Zoals gewoonlijk troonden ze ons mee naar een verzonken Atlantis. Het appartement dat we zouden bezichtigen was namelijk ineens, tijdens de korte wandeling naar deze plaats, verhuurd. Daarom besloten ze ons een andere plaats te tonen in hetzelfde complex. Ik maak geen grapje, het appartement dat ze ons toonden was in feite een veredeld schooltje (compleet met stoelen, banken, een schoolbord en een kleine bibliotheek). Op dat moment kan je niet anders dan lachen en zie je dan een lichte, onbegrijpende frons in de voor de rest stoïcijnse Chinese gelaten. Het komt echt gewoon niet in hun op dat ze iets lachwekkend aan het doen zijn. Ze denken enkel aan het geld dat we hun moeten betalen voor half Kunming te hebben rondgelopen. Appartementenjacht is echt apart.
Luca: Ik verontschuldig mij voor mijn idiote interview.
Luca: Ach.
Luca: Waar leef jij nu eigenlijk?
Luca: Wel, dat is een tegelijk heel gerichte en brede vraag. Momenteel verblijf ik nog in het hostel van de universiteit. De dorms van de Yunnan Normal University, waar ik normaal een jaar zou wonen, zouden zelfs verbleken bij bepaalde kartonnen dozen.
Luca: Dozen? Is dat niet ietwat overdreven?
Luca: Haha, ja en nee. Je hebt inderdaad een dak boven je hoofd en je hebt een bureau maar daar stopt het dan ook. Chinezen hebben een geheel ander idee over properheid en hygiëne. Het is iets dat je vaak hoort, het is letterlijk een vleesgeworden stereotype. Zodra ik begon aan mijn appartementenjacht...
Luca: Appartementenjacht?
Luca: Inderdaad, het werd al snel duidelijk dat een appartementje huren met klasgenoten/westerlingen echt de meest voordehandliggende oplossing is. Dit wil zeggen voor mensen die Chinezen op afstand wel interessant vinden maar niet direct zichzelf willen onderdompelen in een levensstijl die niet de hunne is.
Luca: Wauw, interessant. Kan je wat meer vertellen over die appartementenjacht?
Luca: De jacht op een appartement sleurde me voor het eerst het echte China in. Het is zonder overdrijven als zwemmen met je tong als je enige en vrij mankerende peddel. Ik heb me nog nooit zo verdwaald gevoeld. Verdwalen in een land, verdwalen in een taal waar je nog niet machtig in bent, verdwalen in verschillen die je niet eens had kunnen voorstellen.
Luca: Oei, dat klinkt allemaal nogal serieus.
Luca: Nu het bijna allemaal voorbij is, kan ik er wel om lachen. De voorbije twee weken heeft dat echter het grootste deel van mijn vrije tijd opgeslurpt en heeft het me mentaal enorm veel slaag gegeven. Om je een beetje het idee te geven hoe het in zijn gang gaat moet ik praten over 'agencies'. Een appartement voor drie vinden zonder hun tussenkomst is zo goed als een onbegonnen zaak.
Luca: Wat zijn deze 'agencies'? Wat doen ze?
Luca: Wel, kort en bondig kun je stellen dat ze de tussenpersonen zijn tussen de eigenaar en de huurders. Wat ze precies doen? Niks, echt absoluut niks. Er is altijd een Chinees die veinst naar je luisteren wanneer je zegt welk appartement je wil hebben en je dan uiteindelijk meeneemt naar het compleet tegenovergestelde van wat je naar gevraagd had. Ze proberen vreemd genoeg ook nooit de plaats te verkopen, ze staan met een drietal (in vlekkeloos unisex uniform) ergens in een hoekje Chinees te wezen. 90% van de plaatsen is in geen jaren gekuist en grenst vaak aan het gortige. Het lijkt hier weer enkel om het doel te draaien. Chinezen houden enorm veel van geld, dat zie je elke dag, elk uur, elke minuut maar om daar moeite voor te doen lijkt verschillende bruggen te ver. Volgens hen is het niet hun probleem als het appartement vuil is of zelfs verschillende mankementen heeft, dat is het probleem van de mensen die er gaan wonen.
Luca: En de 'agencies'?
De 'agencies' zelf, die echt nooit plaatsen getoond hebben waar we naar gevraagd hebben, excelleren in het minst mogelijk moeite doen. Eén van de drie (soms zelfs vier of vijf) praat met je terwijl de rest de rol van een vrij homogene decoratie vervullen. Als je hun mag geloven is er elke dag ook maar één plaats die zogezegd onze eisen vervult.
Luca: Werd je nooit kwaad?
Luca: Het is moeilijk om bepaalde emoties te bedwingen. Je weet, je beseft dat je in een 'fundamenteel anders' land zit en dat je er mee om moet leren gaan zonder kwaad te worden, maar soms vergeet je dat. Na een duizendste keer 等一下 (wacht even) te horen heb je veel zin om de Chinees in kwestie samen met de vreselijke 'smelly tofu' op de grill te smijten.
Luca: Maar het is jullie uiteindelijk gelukt?
Ja, uiteindelijk begin je door te hebben hoe het allemaal in zijn werk gaat en ga je Chinezen met de Chinezen. Je leert hoe je hun spelletje moet meespelen. Het lijkt bijna manipuleren en ik kan niet ontkennen dat ik er een licht maniakaal genoegen uit schepte om hun nu eens te laten lopen.
Wat ik nu kan zeggen is dat het zonder meer een belevenis is om zo'n kantoor binnen te stappen en er eens rond te kijken. Elk kantoor heeft gegarandeerd een zestal Chineesjes die achter een computer zitten in een veel te kleine ruimte. Het is me nog steeds een raadsel waarom er zoveel zijn want in al die kantoren waar we ontelbare keren geweest zijn hebben we nooit andere klanten gezien. Het generale idee was dat de 'agencies' in feite vermomde LAN-parties waren die zo nu en dan eens in hun spelletjes gestoord worden door irritante buitenlanders op zoek naar een woonplaats.
Luca: Heb je nog een leuke anekdote om af te sluiten?
Er zijn er echt teveel om op te noemen, maar een heel leuke gebeurde een paar dagen geleden. Zoals gewoonlijk troonden ze ons mee naar een verzonken Atlantis. Het appartement dat we zouden bezichtigen was namelijk ineens, tijdens de korte wandeling naar deze plaats, verhuurd. Daarom besloten ze ons een andere plaats te tonen in hetzelfde complex. Ik maak geen grapje, het appartement dat ze ons toonden was in feite een veredeld schooltje (compleet met stoelen, banken, een schoolbord en een kleine bibliotheek). Op dat moment kan je niet anders dan lachen en zie je dan een lichte, onbegrijpende frons in de voor de rest stoïcijnse Chinese gelaten. Het komt echt gewoon niet in hun op dat ze iets lachwekkend aan het doen zijn. Ze denken enkel aan het geld dat we hun moeten betalen voor half Kunming te hebben rondgelopen. Appartementenjacht is echt apart.
Luca: Ik verontschuldig mij voor mijn idiote interview.
Luca: Ach.
Kunming (eerste week)
Wat is nu Chinees? Aan welke voorwaarden moet iets voldoen om als Chinees ervaren, als Chinees erkend te worden? Ik weet het nog niet. Het enige dat ik weet, is dat ik in feite niks weet. Alles is hier nieuw, alle is hier anders. Ik schrijf ambitieloos de dingen neer die me opvallen, de dingen die me verwonderen en vragen in me oproepen. Ik zoek mijn idee van Chineesheid in alles wat ik zie? Ik ben zonder meer een vreemdeling in het land van het midden.
Ik woon nu al een dikke week in Kunming (geroemd om zijn zachte klimaat en tot nu toe ten zeerste gewaardeerd). Het eerste wat ik kan zeggen is dat Kunming niet meer kan vloeken met het beeld dat ik van de stad had. Als je net zoals ik een groot uitgevallen provinciestadje verwacht had, dat niet goed weet of het nu een stad of een dorp is, dan kom je bedrogen uit. Kunming is, nog erger dan Shanghai, een gigantische bouwwerf. Letterlijk in elke straat zijn er meerdere bouwwerken aan de gang, lijken delen van het voetpad op Emmentaelerkaas of zie je kleine zwarte kopjes zo nu en dan eens boven het wegdek uitsteken.
Het oude Kunming, het China zoals dat van de films en de boeken, is hier zo goed als volledig verdwenen. Met wat geluk kun je op bepaalde plaatsen nog een verdwaald oud huis zien dat die tastbare maar onverklaarbare Chineesheid uitstraalt. Maar verder moet ik echt leren wennen aan het idee dat wat ik als Chinese architectuur beschouw, in de hedendaagse Chinese stad verschoven is naar niet-karakteristieke, dodelijk saaie nieuwbouw. Hoge gebouwen schieten niet verwonderlijk ook hier als lelijke paddenstoelen uit de grond. Net zoals in Shanghai draait hier alles om plaatsbesparing. Zeggen echter dat Kunming een Shanghai in het klein is, is een absolute no-go. De Kunmingers zijn zot trots op hun stad en weerleggen elke vergelijking met een andere stad. Kunming is en blijft Kunming!
Ook het feit dat Kunming in de onbetwist mooiste provincie van China ligt wordt hier meermaals bijna letterlijk in je strot geramd. De Kunmingers en in se alle Chinezen zijn enorm trots op dit deel van het land. In grote getalen spelen ze toeristje in eigen land, en ze doen dit met verve en een totaal gebrek aan gratie. Chinese toeristen is echt een begrip apart. Bij hun telt enkel en alleen het doel, de weg naar dat doel is verwaarloosbaar. Dit werd zeer duidelijk bij het bezoeken van de Heuvels in het Westen (西山). Dit heuvelcomplex net buiten Kunming is bezaaid met prachtige Boeddhistische en Taoïstische tempels en boven op de top heb je een prachtig uitzicht over het meer en de stad zelf. Het grootste aantal Chinezen nemen de bus direct naar de top, ze lijken precies enkel geïnteresseerd in het 'daargeweestzijn'. Het bezoeken van 'cultural heritage' lijkt bijna gematerialiseerd als een zoveelste statussymbool.
Chinezen lijken op bepaalde vlakken heel erg op het land waarin ze wonen. Ze willen zo snel mogelijk ergens geraken, zo snel mogelijk middelen hebben en die aan de wereld tonen. Elke Chinees met zijn strontdure camera en gsm wordt zo een China in het klein. Alles ademt hier vooruitgang, of die nu ten koste gaat van al wat mooi en traditie is of niet.
Ik woon nu al een dikke week in Kunming (geroemd om zijn zachte klimaat en tot nu toe ten zeerste gewaardeerd). Het eerste wat ik kan zeggen is dat Kunming niet meer kan vloeken met het beeld dat ik van de stad had. Als je net zoals ik een groot uitgevallen provinciestadje verwacht had, dat niet goed weet of het nu een stad of een dorp is, dan kom je bedrogen uit. Kunming is, nog erger dan Shanghai, een gigantische bouwwerf. Letterlijk in elke straat zijn er meerdere bouwwerken aan de gang, lijken delen van het voetpad op Emmentaelerkaas of zie je kleine zwarte kopjes zo nu en dan eens boven het wegdek uitsteken.
Het oude Kunming, het China zoals dat van de films en de boeken, is hier zo goed als volledig verdwenen. Met wat geluk kun je op bepaalde plaatsen nog een verdwaald oud huis zien dat die tastbare maar onverklaarbare Chineesheid uitstraalt. Maar verder moet ik echt leren wennen aan het idee dat wat ik als Chinese architectuur beschouw, in de hedendaagse Chinese stad verschoven is naar niet-karakteristieke, dodelijk saaie nieuwbouw. Hoge gebouwen schieten niet verwonderlijk ook hier als lelijke paddenstoelen uit de grond. Net zoals in Shanghai draait hier alles om plaatsbesparing. Zeggen echter dat Kunming een Shanghai in het klein is, is een absolute no-go. De Kunmingers zijn zot trots op hun stad en weerleggen elke vergelijking met een andere stad. Kunming is en blijft Kunming!
Ook het feit dat Kunming in de onbetwist mooiste provincie van China ligt wordt hier meermaals bijna letterlijk in je strot geramd. De Kunmingers en in se alle Chinezen zijn enorm trots op dit deel van het land. In grote getalen spelen ze toeristje in eigen land, en ze doen dit met verve en een totaal gebrek aan gratie. Chinese toeristen is echt een begrip apart. Bij hun telt enkel en alleen het doel, de weg naar dat doel is verwaarloosbaar. Dit werd zeer duidelijk bij het bezoeken van de Heuvels in het Westen (西山). Dit heuvelcomplex net buiten Kunming is bezaaid met prachtige Boeddhistische en Taoïstische tempels en boven op de top heb je een prachtig uitzicht over het meer en de stad zelf. Het grootste aantal Chinezen nemen de bus direct naar de top, ze lijken precies enkel geïnteresseerd in het 'daargeweestzijn'. Het bezoeken van 'cultural heritage' lijkt bijna gematerialiseerd als een zoveelste statussymbool.
Chinezen lijken op bepaalde vlakken heel erg op het land waarin ze wonen. Ze willen zo snel mogelijk ergens geraken, zo snel mogelijk middelen hebben en die aan de wereld tonen. Elke Chinees met zijn strontdure camera en gsm wordt zo een China in het klein. Alles ademt hier vooruitgang, of die nu ten koste gaat van al wat mooi en traditie is of niet.
Shanghai
Na een uur in Shanghai te hebben rond gelopen, had ik meer Chinezen gezien dan in de vorige 23 jaar van mijn leven. Ik vond het een gekke gedachte. Het besef dat ik in China rondliep (met een denderende daaropvolgende 'duuuuh') drong nog niet volledig door. Shanghai geeft me dan ook niet dat China-gevoel, niet dat idee dat ik van China had opgebouwd. Het lijkt een stad uit het Westen die toevallig bewoond is door hordes en hordes Chinezen. Overal zie je moderniteit en vooruitgang wedijveren met de tijd. Het lijkt alsof ze de 100 meter aan het lopen zijn maar de eerste 50 hebben overgeslagen en dan de taxi genomen hebben. Zo wanhopig lijken de pogingen om deze metropool DE stad van China, DE stad van de wereld te maken.
Shanghai is gemaakt om ontzag te wekken en meer dan eens heeft dat echt gewerkt bij mij. Het is echt ongelooflijk wat je allemaal kunt tegenkomen op één miezerige dag in deze gigantische metropool. Het eerste wat me opviel is hoe proper hier alles wel niet is. Overal lopen kuisvrouwen en kuismannen rond die ijverig (mits je hun desastreus humeur negeert) alle stofjes en vuiltjes bestrijden alsof het een nieuwe buitenlandse invasie is. Het propere vormt dan wel een enorme tegenstelling met de iets minder propere Chinezen en het algemeen gevoel van vuiligheid dat je ervaart door zelfs maar de lucht in te ademen. Het gevoel dat er een enorme wolk van smog op je drukt lijk je de eerste uren niet echt van je af te kunnen schudden.
Als je Leuven al een bouwplaats vindt, zul je hier pas ogen opentrekken (door ondergetekende bevestigd). Het is echt ongelooflijk hoeveel er daar gebouwd wordt. Ten midden van de smogkrabbers zie je ineens een nieuwe reus, die langzaamaan ook naar de hemel reikt. Steeds hoger, steeds moderner, steeds ontzagwekkender. Het zit de Chinezen al duizenden jaren in het bloed.
De nieuwe keizer is technologie. Alle Chinezen in Shanghai hebben de nieuwste snufjes en hebbedingetjes. Zelfs in de taxi was er een touchscreen in het hoofd van de zetel gevestigd waar ik me 's morgens vroeg op weg naar de luchthaven kostelijk mee geamuseerd heb. Dit terwijl mijn chauffeur al rijdend op de snelweg zo nu en dan eens de deur open deed om half uit de auto te hangen. Ook iets wat ik hier al geleerd heb: Als je stomverbaasd over iets een vraag stelt, dan leidt dat enkel tot meer verbazing op de geadresseerde zijn gezicht. Dan pas beseft de arrogante buitenlander dat hier niets vreemd is. Ik ben hier vreemd.
Shanghai is gemaakt om ontzag te wekken en meer dan eens heeft dat echt gewerkt bij mij. Het is echt ongelooflijk wat je allemaal kunt tegenkomen op één miezerige dag in deze gigantische metropool. Het eerste wat me opviel is hoe proper hier alles wel niet is. Overal lopen kuisvrouwen en kuismannen rond die ijverig (mits je hun desastreus humeur negeert) alle stofjes en vuiltjes bestrijden alsof het een nieuwe buitenlandse invasie is. Het propere vormt dan wel een enorme tegenstelling met de iets minder propere Chinezen en het algemeen gevoel van vuiligheid dat je ervaart door zelfs maar de lucht in te ademen. Het gevoel dat er een enorme wolk van smog op je drukt lijk je de eerste uren niet echt van je af te kunnen schudden.
Als je Leuven al een bouwplaats vindt, zul je hier pas ogen opentrekken (door ondergetekende bevestigd). Het is echt ongelooflijk hoeveel er daar gebouwd wordt. Ten midden van de smogkrabbers zie je ineens een nieuwe reus, die langzaamaan ook naar de hemel reikt. Steeds hoger, steeds moderner, steeds ontzagwekkender. Het zit de Chinezen al duizenden jaren in het bloed.
De nieuwe keizer is technologie. Alle Chinezen in Shanghai hebben de nieuwste snufjes en hebbedingetjes. Zelfs in de taxi was er een touchscreen in het hoofd van de zetel gevestigd waar ik me 's morgens vroeg op weg naar de luchthaven kostelijk mee geamuseerd heb. Dit terwijl mijn chauffeur al rijdend op de snelweg zo nu en dan eens de deur open deed om half uit de auto te hangen. Ook iets wat ik hier al geleerd heb: Als je stomverbaasd over iets een vraag stelt, dan leidt dat enkel tot meer verbazing op de geadresseerde zijn gezicht. Dan pas beseft de arrogante buitenlander dat hier niets vreemd is. Ik ben hier vreemd.